zondag 4 januari 2015

Onderzoek chattaal

Voor het vak taalvaardigheden moest ik chatgesprekken van een jongen en een meisje uit de 3de graad van het lager onderwijs lezen. Voor een onderzoek naar chattaal moest ik per kind 10 posts met minimum 10 woorden analyseren.

Hierbij moest ik op volgende taalkenmerken letten: Diminutiefsuffix (uitgang verkleinwoord), verbuiging van onbepaald lidwoord een bij mannelijke substantieven, gebruik van gij/ge als persoonlijk voornaamwoord, gebruik van zijt i.p.v. bent/wees bij 2de pers. enk. En de deletie van eind t bij het korte functiewoordje niet.

Het viel me vooral op dat de jongen veel meer dialect gebruikte dan het meisje, alhoewel ze beiden uit dezelfde streek komen. Vooral wanneer er werd opgeschept, werden dialectische woorden gebruikt.

Het was eigenlijk moeilijk om er 10 posts met 10 woorden uit de halen. De meeste posts waren veel korter. Als reacties werden af en toe Engelse woorden gebruikt.

Ik kon eigenlijk niet veel kenmerken aanduiden. Het viel me  vooral op dat er verschrikkelijk veel schrijffouten en andere afkortingen worden gebruikt.

Behalve de zaken waar we op moesten letten voor het onderzoek, was ik ervan geschrokken hoe hard kinderen tegenover elkaar kunnen zijn in wat ze typen. Volgens mij zit het feit dat ze achter een computer zitten hier voor erg veel tussen. Wat bij de ene getypt wordt als iets om mee te lachen, kan voor de andere heel hard aankomen. Doordat er geen mimiek en lichaamstaal aan de pas komt, kunnen er veel miscommunicaties gebeuren volgens mij. Nu al meer dan vroeger, maar in de toekomst zal er heel wat aandacht aan cyberpesten besteed moeten worden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten